woensdag 26 oktober 2016

ISO en Lichtgevoeligheid

ISO en Lichtgevoeligheid

ISO 100ISO 800ISO 1600

Bovenstaande illustratie laat behoorlijk wat oneffenheden zien bij de rechter afbeelding. Waarom gebeurt dat eigenlijk en hoe kan je dit voorkomen?

Voordat ik dit kan uitleggen, moet ik eerst vertellen wat ISO nu eigenlijk is. De derde poot van de belichtingsdriehoek is de instelling ISO, ofwel de instelling voor lichtgevoeligheid. (de eerste poot is Sluitertijd en de tweede poot is het Diafragma). De sensor die in je camera zit, is het apparaat om analoog licht (fotonen) om te zetten naar een digitaal signaal. Dit is ook het moment dat digitale ruis ontstaat.

Omdat het analoge licht niet elk pixel met voldoende fotonen voorziet, maar willekeurig, zal dat de ruis doen toenemen.

ISO is vergelijkbaar met de ASA waarde uit het analoge tijdperk met het filmrolletje. Hoe hoger de ASA waarde des te gevoeliger het filmpje is voor licht. Waarom werd er een filmrolletje gebruikt met een hogere ASA? Om in matig licht toch nog snelle sluitertijden te kunnen gebruiken. Het nadeel was wel de korrel die dat opleverde.
Dit alles is vergelijkbaar in het digitale tijdperk. Hoe hoger de ISO, des te sneller (korter) kan je de sluitertijd zetten, maar wel met ruis gevolg.
Hét grote voordeel van digitale fotografie is dat je elke foto een andere ISO waarde kan instellen. In het analoge tijdperk (filmrolletje) moest je eerst het hele rolletje volschieten voordat je een andere gevoeligheid kon gebruiken.

Voorbeeld n.a.v. de belichtingsdriehoek.

Stel, je camera is ingesteld op de A-stand en je hebt diafragma f/5.6 ingesteld.
Het diafragma is zo gekozen, omdat je een bepaalde scherptediepte wilt.
Het licht wordt gemeten en de camera komt terug met de volgende instelling:
1/10 sec – f/5.6 – ISO 100
n.b. deze sluitertijd kan je niet meer uit hand nemen
Als je nu de ISO waarde omhoog zet (in dit voorbeeld ISO800), kom je uit op de volgende instelling:
1/80 sec – f/5.6 – ISO 800
n.b. deze sluitertijd kan je nu wel uit de hand nemen.
In bovenstaand geval is de ISO hoger geworden, bij een gelijkblijvend diafragma, dan moet de sluitertijd ook sneller (korter) worden om een zelfde belichting te krijgen. (het principe van de driehoek)
Ik noem ISO wel ’s mijn laatste redmiddel. In bovenstaand geval kan je nu dus wel de foto uit de hand maken, anders had het een bewogen foto opgeleverd.
Hoe hoger het ISO-getal, des te gevoeliger je de sensor maakt voor licht, maar het grote nadeel van een hogere ISO is de generatie van extra ruis in je foto.

Een paar oorzaken waarbij de digitale ruis toeneemt

• Gebruik van hogere ISO waarden
• Gebruik van lange sluitertijden
• In de nabewerking meer licht toevoegen aan donkere delen van je foto
Waar de grens ligt waarbij ruis irritant gaat worden, is bij elke camera verschillend.
Stel je camera heeft een ISO waarde instelling van ISO100  ISO25600, dan zal de grens ergens bij ISO 3200 of ISO6400 liggen.
Als je camera een schaal heeft die loopt van ISO100  ISO6400, dan al de grens ergens bij ISO 1600 liggen.
In principe is het zo, dat bij een lage ISO stand de minste ruis ontstaat.
Maar er zijn uitzonderingen:
Stel je gebruikt ISO400 en je belicht je onderwerp niet goed, dan zal er meer ruis ontstaan dan bij een correcte belichting op ISO1600.
Kortom, zorg voor een goede belichting voordat je met de ISO-knop aan de slag gaat.
Voorkomen is beter dan genezen, geldt ook zeker bij het gebruik van ISO.

Check op jouw camera hoe de ISO is ingesteld en hoe je deze aan kan passen.

donderdag 20 oktober 2016

Lichtmeting,één van de belangrijkste stappen voor het maken van je foto.

Lichtmeting

Lichtmeting is naast het scherpstellen één van de belangrijkste stappen voor het maken van je foto. Bij het half indrukken van de ontspanknop worden er 2 functies geactiveerd: scherpstellen en het invallende licht meten. In het stuk Belichtingsdriehoek heb je al kunnen lezen, dat de belichting bepaald wordt door je sluitertijd, het diafragma en de ISO instelling.

Afwijking lichtmeter 

Een belangrijk gegeven is vooraf te weten dat je lichtmeter een “afwijking” heeft. Dat heeft een reden. Wanneer je het gemiddelde neemt van alle lichtintensiteiten om je heen, dan kom je uit op 18% grijs. In heel veel gevallen zal dit waar zijn, maar er zijn genoeg voorbeelden dat dit niet klopt. Vanwege dit feit is de knop “Belichtingscorrectie” geïntroduceerd.

Belichtingscorrectieknop

De belichtingcorrectie sneltoets heeft geen geheime functie. Stel, je hebt de camera ingesteld op de “A-stand” (diafragmavoorkeuze – AV-stand voor Canon). In deze stand stel je zelf het diafragma, bijv. f/8.0. Wanneer je nu een foto maakt en die valt wat donker (onderbelicht) uit, kan je met het belichtingscorrectieknopje de belichting aanpassen voor de volgende foto. Wat er nu gebeurt, is dat de camera om de foto lichter te maken de sluitertijd zal aanpassen. Dit is immers het enige wat de camera nog kan doen om de belichting aan te passen. Je had zelf het diafragma en de ISO instelling al gekozen. Op veel camera’s is er een zogenaamde sneltoets aanwezig met het rechthoekig symbool met de + en – daarin (zie afbeelding).

Aanpassen belichtingscorrectie

Standaard zal de belichtingscorrectie op “0” staan. Maar in specifieke gevallen moet je deze instelling aanpassen. Aan de achterkant van je camera zal je een soort liniaal zien zoals hieronder te zien is.
Op deze “liniaal” is te zien of je neutraal belicht of niet. In dit geval is de belichting ingesteld op een neutrale belichting. De camera staat ingesteld op “0”. Wanneer het puntje op bijv. +1 staat, wordt de foto die je maakt overbelicht. Op -2 zal je foto onderbelicht worden.
(N.B. Het kan zijn dat de belichtingsliniaal niet zichtbaar is. Stel dan m.b.v. de sneltoets een waarde anders dan "0" in, dan komt de liniaal komt tevoorschijn.)
Probeer eens 3 foto’s te maken met de belichtingscorrectie op -2, 0, en +2. Zie je de verschillen?

Een specifiek geval waar de lichtmeting fout gaat en je het effect ziet dat de lichtmeting naar 18% grijs probeert in te stellen is het volgende: probeer maar eens een foto te maken van een zwart vel papier en een wit vel papier. Stel de belichtingcompensatie in op “0”. Je zal zien dat beide vellen papier grijs worden. Bij een vooral witte omgeving zal je dus moeten overbelichten om wit ook echt wit te houden. In een zwarte omgeving zal je moeten onderbelichten om zwart ook daadwerkelijk zwart te houden.

In alle programma’s (behalve de “M-stand”) worden de instellingen van je camera bepaald door het gemeten licht door de ingebouwde lichtmeter in je camera. In de “M-stand” fungeert de lichtmeter als echte lichtmeter voor het meten van het invallende gereflecteerde licht van je onderwerp. In eerste instantie kan de lichtmeter er uit zien zoals hieronder in het linker plaatje. Door net zo lang te draaien aan sluitertijd of diafragma, zal de lichtmeter er uit zien zoals hieronder in het rechter plaatje.
 

Lichtmeetmethodes

Een ander aspect wat veel invloed kan hebben op de lichtmeting is het gebruik van een bepaalde lichtmeetmethode (metering).

Check eens op je camera welke lichtmeetmethode er wordt gebruikt. De lichtmeetmethode (metering) geeft aan hoe het licht gemeten en berekend wordt. Hierboven is aangegeven welke gebieden er meegenomen worden tijdens de lichtmeting (aangegeven als grijs gebied).

De meest gebruikte lichtmeetmethoden zijn:
• Meervlaksmeting ( of multimeting of matrixmeting)
• Centrumgewogen meting
• Deelmeting met nadruk op centrum
• Spotmeting
(NB. de naam en hoeveelheid lichtmeetmethoden hangt af van je camera-type)
Welke meetmethode je moet gebruiken, hangt sterk af van je onderwerp en de lichtomstandigheden. De meest gebruikte algemene lichtmeetmethode is de zgn. meervlaksmeting. Hierbij worden alle lichtmeetcellen gebruikt worden over het gehele beeldvlak. Daarna wordt er een berekening uitgevoerd wat uiteindelijk een meetwaarde oplevert. En de camera wordt aan de hand van deze berekening ingesteld. Bij de spotmeting wordt alleen een paar cellen in het midden gebruikt om het licht daar te meten en de camera in te stellen.De deelmeting is eigenlijk een spotmeting, maar er zullen meer lichtcellen meegenomen in de berekening rondom het midden. Wanneer het belangrijk dat je onderwerp goed belicht is en er minder nadruk ligt op de omgeving, gebruik je spot- of deelmeting. Je kan dan denken aan Macro-fotografie.

Bij bijv. zonsondergang is het goed om eens na te denken over een andere lichtmeetmethode. Als je meervlaksmeting gebruikt, is de kans groot dat je een goed belicht zon krijgt met diepe rode kleuren, maar met een donkere, bijna zwarte voorgrond. Met deelmeting zal, afhankelijk waar je op richt, ook de ondergrond beter belicht zijn, maar zal de zon richting overbelicht gaan.

Kortom, het gaat er om welk effect je wilt bereiken. Zoals je hebt kunnen lezen is de lichtmeting naast het scherpstellen van cruciaal belang voor een mooie foto. Experimenteer daar eens mee. Met belichtingscorrectie en het gebruik van verschillende lichtmeetmethoden.

vrijdag 14 oktober 2016

Heb je je wel eens afgevraagd wat nu eigenlijk het voordeel is van RAW ten opzichte van JPEG?

JPEG vs. RAW

Heb je wel eens afgevraagd wat nu eigenlijk het voordeel is van RAW t.o.v. JPEG ?
Hoe stel je dit eigenlijk in ? En wat betekent het als ik ga fotograferen in RAW ?

Als je begint met fotograferen, houd je je nog niet zoveel bezig of je nu in JPEG fotografeert of in RAW. Standaard staat je camera meestal ingesteld op de hoogste kwaliteit en resolutie JPEG, maar het is wel goed om dit even te checken of dit zo is.




Op de afbeelding hierboven is voor drie cameratypen aangegeven hoe je dit kan checken.
(Canon, Nikon en Sony)

Systeem- en Spiegelreflexcamera’s én sommige Hybride camera’s beschikken over de instelling RAW. Hetgeen betekent “ruwe data”.



De camera kan je vaak instellen op 3 of 4 gradaties van kwaliteit in JPEG.
De gradaties zijn Large, Medium, Small aangeduid met L, M of S.

Je kan ook kiezen voor RAW+JPEG. Dan worden er dus 2 bestanden op je geheugenkaartje gezet, één in RAW-formaat en één in JPEG-formaat.

Wanneer je gaat voor de meeste kwaliteit en resolutie van je foto’s stel je de camera in op bijv. JPEG Large en Fine.
Als je instelt op een andere JPEG instelling(Medium of Small) , zullen je foto’s kleiner zijn en de bestanden dus ook minder mb’s bevatten en kunnen er meer foto’s op één geheugenkaartje. Ik denk dat het de verkeerde bezuiniging is.
Foto’s kan je altijd kleiner maken, maar nooit groter. Stel je hebt een wereldfoto gemaakt en die wil je uitvergroten tot A4 of A3 dan kan dat niet, omdat je niet meer beschikt over voldoende pixels om een scherpe foto af te drukken.

Het is goed te weten dat de foto altijd in RAW wordt gemaakt, maar wanneer de camera is ingesteld op JPEG, zal in de camera de omzetting gemaakt worden van RAW naar JPEG en dit bestand wegschrijven naar het geheugenkaartje als JPEG-bestand.

In z’n algemeenheid zijn software programma’s veel beter in staat om deze omzetting te maken dan de camera zelf.

In RAW wordt als het ware de informatie van elk pixel in een bestand gezet.
De bestandsgrootte wordt dan ongeveer het aantal pixels van de camera.
Voorbeeld: Een camera met een 24 megapixel sensor zal een RAW bestand opleveren van +/- 24MB. De werkelijke grootte kan verschillen, dit is afhankelijk van de informatie die in de foto zit. De gemiddelde JPEG grootte van een 24 megapixel sensor zal +/- 6-8 MB zijn.

De naam JPEG staat voor Joint Photographic Experts Group.
Informatie van de sensor, die opgeslagen wordt in JPEG-formaat zal volgens een ingewikkelde wiskundige formule in een bestand gezet worden. Dit heeft o.a. tot gevolg, dat bijv. kleuren die héél dicht bij elkaar liggen als één kleur gezien wordt. Het resultaat is een foto waarin kleurdetail minder wordt. Uiteindelijk zal dat een gecomprimeerde (kleinere) foto opleveren.


 Na het maken van een foto in RAW is het wel goed om te beseffen dat je foto’s nog geen foto zijn. Deze moeten nog ‘ontwikkeld’ worden m.b.v. een fotobewerkings-programma, zoals Adobe Photoshop of Adobe Lightoom of een programma die je bij je camera krijgt.
Het klinkt allemaal veel ingewikkelder dan het lijkt.



Elk merk camera (Sony, Nikon, Canon etc) en elke afzonderlijk type camera  (Canon 700D, Canon 70D, Canon 5D etc) hebben een eigen RAW-bestandsformaat.
Het software programma, bijv. Photoshop of Lightroom, zal een melding geven wanneer dit type niet ondersteund wordt. Belangrijk is dan om de laatste update te laden.

Wanneer de RAW bestanden naarf je computer gekopieerd zijn, zal je zien dat RAW bestanden een eigen extentie heeft. Je ziet o.a. de volgende extenties van RAW:
-          .CR2 (Canon)
-          .NEF (Nikon)
-          .ARW (So
        etc.

Kent RAW dan helemaal geen nadelen ?
Het grote nadeel is dat je bestanden ongeveer net zo groot zijn als je sensor. Oftewel als je sensor 24 megapixels is, zal je RAW-bestand ongeveer 25 mb groot zijn, terwijl een JPEG-bestand dan ongeveer 7-8 mb zal zijn.
Een ander nadeel is dat het RAW bestand eerst ontwikkeld moet worden voordat je een foto hebt die je kan delen met anderen of die je gebruiken kan in bijv. een foto-album.
Het grote voordeel is de kwaliteit van je foto  na omzetting van RAW naar JPEG.

Alle voor- en nadelen op een rijtje:

RAW voordeel:
-          Alle informatie van de sensor zit in het RAW-bestand
-          In onder- of overbelichte situaties kan je nog steeds informatie halen
-          Veel meer kleuren- en detailinformatie in RAW-bestand
-          Optimaal gebruikmaken van de kwaliteit van je camera

RAW nadeel:
-          grootte van het RAW-bestand (soms wel 24-36 MB per foto)
-          moet nog omgezet worden naar bijv. JPEG of TIFF
-          je kan het RAW-bestand niet delen met anderen

JPEG voordeel:
-          relatief klein bestand
-          makkelijk te delen met anderen
-          heel veel computerprogramma’s kunnen met JPEG omgaan

JPEG nadeel:

-          per definitie wordt informatie verloren
-          zonder goed fotobewerkingsprogramma wordt het JPEG-bestand steeds klein kleiner na het bewerken ervan (bij voorkeur dus een non-destructief programma gebruiken)

LET OP: elke bewerking en opslaan verkleint je JPEG afbeelding
Wanneer je foto’s bewerkt met bijv. Windows Viewer, zal de foto na het opslaan kleiner worden. Als je dit nog een keer doet en weer opslaat, zal de foto weer kleiner worden.
Dit alles heeft tot gevolg dat de foto steeds meer kwaliteit verliest.

Ontwikkelproces voor RAW foto’s
-          Maken van de foto in RAW
-          Kopieer RAW-bestand naar computer
-          Open het bestand in Adobe Photoshop/Bridge of Lightroom
-          Bewerk het RAW bestand en sla het bestand op als JPEG, TIFF etc.

Bewerkingsproces JPEG
-          Maken van de foto in JPEG
-          Kopieer JPEG-bestand naar computer
-          Open het bestand in Photoshop of Lightroom
-          Bewerk het JPEG-bestand en sla het bestand weer op als JPEG

Zoals je ziet is er geen tot weinig verschil tussen het omgaan met RAW-bestanden en JPEG-bestanden.


Hierboven zie je nog twee foto’s de één in JPEG en de andere in RAW gemaakt.
Kijk eens goed naar de detailverschillen


Slotconclusie: Wanneer je gaat voor de hoogste kwaliteit en resolutie van je foto’s en wil je volop gebruikmaken van de grote sensor in je camera, stel je de camera voortaan in op RAW.

Pieter Semeins, Foto Semeins


https://www.fotosemeins.nl/info/Blogs/JPEG_vs_RAW

donderdag 13 oktober 2016

Wat zijn de effecten van sluitertijd?

Wat zijn de effecten van sluitertijd ?






                 

In een vorig stuk heb ik het gehad over sluitertijd als onderdeel van de belichtingsdriehoek.
Daaruit blijkt dat de sluitertijd bepaalt hoe lang er licht valt op de sensor en zorgt direct voor de belichting van je te maken foto.
Het interessante aan sluitertijd is, dat je jouw foto’s een extra dimensie mee kan geven.
Die extra dimensie is in dit geval: Beweging.

Het effect “Scherptediepte” wordt bereikt door o.a. het diafragma. (zie stuk over “Wat is Scherptediepte ?”)

Beweging kan je op verschillende manieren in je foto laten zien.
1. Bewegingsscherpte (onderwerp bevriezen)
2. Bewegingsonscherpte
3. Meetrekken van je bewegende onderwerp

Je moet voordat je de foto maakt je afvragen, welk effect wil ik bereiken (beweging laten zien of juist bevriezing van je beeld).
Wanneer je dit voor je zelf bepaald hebt, moet je afvragen, kan ik deze foto nog steeds uit de hand nemen of moet ik een statief gebruiken.

In het voorbeeld hieronder zie je verschillende mogelijkheden om het windmolentje te laten zien.












Bewegingsscherpte


Beweging  laten zien van je onderwerp geeft een heel dynamisch beeld en bevriezing van je onderwerp.
Denk aan waterdruppeltjes die in de lucht lijken te hangen van een waterval of een persoon die in de lucht hangt als degene op een trampoline springt.

De sluitertijd die je nodig hebt voor bevriezing van je onderwerp, hangt in sterke mate af van de snelheid van je onderwerp.
Om een rijdende trein te bevriezen is een veel snellere sluitertijd nodig dan bijv. een voetganger en daarbij is ook de afstand van de camera tot het bewegende onderwerp van belang. Hoe verder weg van de camera des te langer kan de sluitertijd zijn.


                                                     Bevriezing van je onderwerp.

Bewegingsonscherpte


Bewegingsonscherpte kan je ook gebruiken om juist beweging van je onderwerp te laten zien. Maar dan moeten natuurlijk wel delen van je foto echt scherp zijn.

Vuistregel voor fotograferen uit de hand zonder statief:
Minimale Sluitertijd = 1 / brandpuntsafstand, oftewel hoever ben je in- of uitgezoomd ?
Een voorbeeld: stel je bent ingezoomd met een zoomlens (bijv. 18-200mm) op 200mm.
De vuistregel is dan, dat de minimale sluitertijd  die je uit de hand kan nemen 1/200 sec is. Dit geldt voor objectieven zonder optische stabilisatie.
Wanneer je objectief beschikt over een optische stabilisatie kan je 1-2 stops terug met je sluitertijd. In dit geval dus naar 1/100 sec of 1/50 sec.
Het is aan te raden om in geval van twijfel altijd een statief te gebruiken.
Nikon noemt dit “VR” (vibrance reduction), Canon noemt dit “IS” (image stabilization) en Samsung noemt dit “OIS” (optical image stabilization), Sony noemt het “OSS” (optical steady shot) Sigma noemt het “OS” (optical stabilzation)

Een andere vuistregel voor het fotograferen uit de hand is, dat je nooit een foto maakt met een sluitertijd langzamer dan 1/20 sec  – 1/30 sec, omdat de kans dan heel groot is dat je een bewogen foto krijgt. Houd voor jezelf een grens aan van ~ 1/40 sec anders kom je zeker in de gevarenzone.

Bovenstaande foto is vanaf statief genomen omdat de belichtingstijd 4 sec was om dit effect te bereiken.




Een ander voorbeeld is bovenstaande foto. Ook hier vanaf statief genomen om de omgeving scherp te krijgen en om te laten zien dat de auto beweegt. Wanneer je in dit geval een snelle sluitertijd had gebruikt (bijv. 1/250 sec) had je de beweging bevroren en had het net zo goed een stilstaande auto kunnen zijn.
Bewegingsonscherpte geeft dan een meer dynamisch beeld.

Meetrekken (Panning) van je bewegende onderwerp


Het meegaan met je camera met je onderwerp wordt ook wel Panning genoemd.
Deze techniek geeft ook een heel dynamisch beeld, maar is wel het lastigst om onder de knie te krijgen.
De sluitertijd kan iets langer dan wanneer je een stilstaand beeld maakt, doordat je met je onderwerp mee beweegt.
Wat wel handig is om in deze situatie de transport modus op “Multi shot” te zetten, waardoor er snel achter elkaar foto’s gemaakt worden.
Je kan dan later het beeld uitzoeken die je wilt.







Hoe kan je zelf je sluitertijd instellen op jouw camera ?


Zet je camera in de “S”-stand (“Tv” voor Canon)
Wanneer je nu aan het instelwieltje draait, zal je zien dat de sluitertijd veranderd wordt.

Probeer op je camera uit wat het bereik is van de sluitertijd.

Deze loopt van 30” (30 seconden) naar 1/4000 sec (afhankelijk van het type camera)
Jouw camera beschikt heel vaak ook over een zgn. Bulb-stand.
Met deze stand gaat de sluiter net zo lang open dat je de ontspanknop ingedrukt houdt.
Wanneer je de ontspanknop loslaat, zal de sluiter dicht gaan. Deze stand wordt gebruikt voor lange sluitertijd opnamen.

Wanneer je programma-knop over een B-stand beschikt, dan kan je die gebruiken.
Anders is de bulb stand te bereiken via de “M” stand.
Draai in de M-stand net zo lang aan het instelwieltje totdat de “bulb” verschijnt. Dit is één stand verder dan 30” sec.

Een vraag die ik veel krijg tijdens de workshops is,  welke sluitertijd moet je nu  precies gebruiken voor welk effect ? Wat zijn normale sluitertijden ?

Dat zijn vragen die niet eenduidig beantwoord kunnen worden.
Alles hangt af van de lichtomstandigheden, het effect wat je wil bereiken en de instellingen van het diafragma en ISO.

Let op: als je een foto terugkijkt en je ziet dat hij bewogen is,  komt dat altijd door een te lange sluitertijd, dus check met welke sluitertijd de foto genomen is.

https://www.fotosemeins.nl/info/Blogs/Wat_zijn_de_effecten_van_sluitertijd_

dinsdag 11 oktober 2016

Een veel gehoorde uitdrukking in de fotografie is SCHERPTEDIEPTE, maar wat is dat nu eigenlijk ?

Scherptediepte

Een veel gehoorde uitdrukking in de fotografie is SCHERPTEDIEPTE, maar wat is dat nu eigenlijk ?

Het voornaamste doel van scherptediepte is om diepte in je foto te brengen en de kijker te laten zien waar de aandacht op ligt of moet liggen.. Oftewel om van “vlakke” foto’s interessante plaatjes te maken.

Scherptediepte wordt voornamelijk bepaald door het diafragma. “Het gat in je objectief” die je groter en kleiner kan maken.
In een eerder stukje (Belichtingsdriehoek) heb ik beschreven dat het diafragma in eerste instantie je belichting bepaald. Hoe groter het gat, hoe meer licht er op de sensor valt en hoe kleiner het gat hoe minder licht er op de sensor valt.
Het diafragma wordt genoteerd als volgt: f/2.8, f/8.0 of f/16.0.


Zoals je hierboven ziet, zijn er een aantal diafragma-waarden op een rijtje gezet. Je zal zien dat op jouw camera er nog veel meer waarden zijn in te stellen.
De waarden die je hierboven ziet, zijn die waarden met een hele f-stop. Dit betekent dat wanneer je bijv. van f/4 naar f/5.6 gaat dit een halvering van de hoeveelheid licht tot resultaat heeft.

Voordat je met scherptediepte aan de gang gaat, is het goed te weten wat je diafragma nu precies is en wat het doet.

Hoe stel je nu precies het diafragma in ?

Probeer dat eens door je eigen camera in de zgn. A-stand (of Av op een Canon camera) te zetten. Niet te verwarren met de Automaat-stand.







Wanneer je jouw camera in de A-stand (of Av) zet, kan je met behulp van het draaiwieltje het diafragma instellen.
















Probeer eens uit te vinden hoe groot het bereik is van je diafragma. Wat is het grootste en kleinste diafragma wat je kunt instellen ?




Het objectief bepaalt het grootste gat (kleinste getal).
Dus als je niet kleiner kunt instellen dan bijv. f/5.6, kijk dan eens aan de voorkant of zijkant van je objectief. Daar staan een aantal getallen.
In onderstaand voorbeeld zie je staan: 18-200mm 1:3.5-6.3








Dit betekent, dat wanneer je helemaal uitgezoomd bent, in dit geval 18mm, dat dan het grootste gat of kleinste getal, wat je in kan stellen f/3.5 is. Wanneer je nu helemaal inzoomt, in dit geval                 200mm, dat dan het grootste gat of kleinste getal, wat je in kan stellen f/6.3 is.






Wat dit voor de scherptediepte betekent, zie je hieronder.






Stel je focusseert op het derde poppetje, dan zal bij f/4.0 het 3e t/m het 4e poppetje scherp zijn. De eerste twee poppetjes en de laatste twee poppetje zullen wazig zijn.
Wanneer je nu f/16.0 instelt wordt het scherptedieptegebied groter en zullen alle poppetjes scherp zijn. Nog een optisch gegeven is, dat 1/3 van de afstand vóór het scherpgestelde onderwerp t/m 2/3 na het scherpgestelde onderwerp scherp zal zijn. Dit vormt met elkaar het scherptedieptegebied.

Aan de hand van nog wat voorbeelden laat ik zien wat je met scherptediepte kan doen.


Zoals je ziet in bovenstaande foto zal door de vervaging de nadruk liggen op je onderwerp en verdwijnt de achtergrond.


Nog een paar voorbeelden van scherptediepte.


Wil je meer lezen Fotosemeins.nl
https://www.fotosemeins.nl/info/Blogs/Scherptediepte




Wel eens gehoord van de belichtingsdriehoek bij fotografie ?

Belichtingsdriehoek.




 Na het lezen van dit stuk, zal het je duidelijk worden.

Om te kunnen fotograferen is er licht nodig. Dit licht valt op de sensor waarna het licht omgezet wordt in een elektrisch signaal en vervolgens als fotobestand opgeslagen wordt op een geheugenkaartje. De factoren die het invallende licht in de camera kunnen beïnvloeden zijn de sluiter en het diafragma.
Met ISO – gevoeligheid regel je de gevoeligheid van de sensor voor het invallende licht, maar

De sluiter is een mechanisch mechanisme om voor een bepaalde tijd licht toe te laten tot de sensor (bij spiegelreflex camera’s). Bij systeemcamera’s is dit een elektronisch mechanisme.
De tijd dat de sluiter open staat en dus licht doorlaat, wordt sluitertijd genoemd en wordt uitgedrukt in bijv. 1/100 sec. Bij de meeste camera’s varieert de sluitertijd van 30 sec.  tot 1/4000 sec (afhankelijk van het camera-type)
De sluitertijd geeft dus aan hoe lang er licht wordt doorgelaten.

Daarnaast is er het diafragma. Dit is een opening in het objectief die open en bijna dicht kan. Het diafragma wordt als volgt genoteerd bijv. f/5.6 of f/16.
Het diafragma geeft dus aan hoeveel licht er doorgelaten wordt.
Hoe kleiner het getal (f/2.8), hoe groter de opening en hoe hoger het getal (f/16) hoe kleiner de opening.

De combinatie van sluitertijd, diafragma en ISO bepalen dus de uiteindelijke belichting van een foto en noemen we de Belichtingsdriehoek.
Wanneer één van de punten van de driehoek aangepast wordt, bijv. de sluitertijd, zal ook het diafragma en/of de ISO moeten wijzigen om een zelfde belichting te krijgen.


Sluitertijd
Diafragma
ISO - gevoeligheid
1/125 sec
f/5.6
ISO – 100
1/250 sec
f/5.6
ISO - 200
1/250 sec
f/8
ISO - 400
1/500 sec
f/5.6
ISO – 400
1/500 sec
f/8.0
ISO – 800
1/500 sec
f/11
ISO-1600
1/1000 sec
f/5.6
ISO - 800

In bovenstaande tabel zie je een aantal combinaties van sluitertijd, diafragma en ISO bij een gelijkblijvende hoeveelheid licht die allemaal exact dezelfde foto’s opleveren v.w.b. belichting, maar zeker niet voor wat betreft het effect.
De verschillende effecten zijn bewegingsscherpte of onscherpte en scherptediepte.

Hoe je deze effecten kunt beïnvloeden zijn, lees je in een volgend stukje.
Wil je meer weten ga naar onze site fotosemeins.nl
https://www.fotosemeins.nl/info/Blogs/